Professionele nabijheid’ versus Professionele afstand

Te ver weg om dichtbij te komen’

Binnen de GGZ spreekt men graag over ‘professionele distantie’ of ‘professionele afstand’. Maar wat bedoelen we daar dan eigenlijk mee? Is afstand professioneel? Als je je afstandelijk opstelt ben je dan professioneel? Of moet een professional afstandelijk zijn? En is het dan goed of beter om afstand te bewaren? Hoeveel en waarom doen we dat dan? En waarom is dit nodig? Is dat onderzocht en onderbouwd? En wordt het niet eens tijd om verder te kijken dan onze armlengte lang is.

Er zijn instellingen waar je als hulpverlener een client niét mag aanraken, soms zelfs niet eens mag aankijken. Een van onze psychiaters vertelde mij laatst dat er onlangs een discussie was gevoerd in zijn beroepsgroep of je wel of niet iemand een schouderklopje mag geven. Ik moet dan een beetje lachen om de in mijn ogen onzinnigheid van zo’n vraagstuk. En tegelijkertijd valt mij mond open en denk ik wat triest, wat een armoede, wat een verkilling. Wie is daar nou ooit beter van geworden? En tegelijkertijd bevestigt het mijn idee: hier moet echt aandacht aan worden besteed.

Afstand als schijnveilige grenscontrole

De term professionele afstand is in het leven geroepen vooral voor behandelaars om hun eigen angst en kwetsbaarheid over nabijheid in menselijk contact te reguleren, en niet omdat dat nou persé beter zou zijn voor een cliënt of patiënt. Iedereen weet dat lichamelijk contact helend is. Het resusaapje wist ‘t, baby’s weten ‘t, ouders weten ’t, dieren weten ‘t. Maar wij hulpverleners gaan ineens heel ingewikkeld doen als het gaat om aanraking of uitingen van liefde en betrokkenheid, genegenheid en verbondenheid in het contact met cliënten. Terwijl het dé grootste krachtbronnen zijn binnen een therapeutische relatie. Een therapeutisch proces begint altijd bij de kwaliteit van de relatie en wanneer die relatie geloofwaardig is, oprecht integer, betrokken en veilig, dan ontstaat er vruchtbare bodem voor herstel…

Het inbouwen van deze zogenaamde professionele distantie als veiligheidsmarge (de tafel tussen ons in, de witte doktersjas, het afstandelijke handje en de U), is om te voorkomen dat een hulpverlener of cliënt het risico lopen grensoverschrijdend te worden (verliefdheid, ongewenste intimiteit, agressie, overdracht etc.). Afstand inbouwen om te voorkomen dat de relatie te intiem kan worden is de manier om weg te blijven bij zogenaamde grensconflicten. Kom maar niet te dichtbij want dan wordt het verwarrend en worden we onzeker. Maar zijn die conflicten nou niet net heel leerzaam? Daarvan leer je namelijk waar je staat, wat je wilt of niet wilt. Waar het ‘jou’ begint en het ‘mij’ ophoudt. Daar leer je je te verbinden en gelijktijdig autonoom te blijven. In de regel is het misschien goed om ‘mein en dein’ te scheiden. Zodat er geen overlap of verwarring kan ontstaan. Relaties zijn al ingewikkeld genoeg, laten we het zuiver houden toch? Maar is dat niet juist het probleem bij menig client: in de hechting en onthechting is vaak, zo niet altijd, wat mis gegaan wat leidt tot latere problematiek. En daar zit met name in therapie de uitdaging. Opnieuw gezond en veilig te (ont)hechten. Te begrenzen, maar ook aan te raken. Hoe doe je dat?

Train en hanteer liever ‘Professionele Nabijheid’

Mijn inziens is het dus doodzonde als we bij voorbaat het grensconflict uit de weg gaan door zogenaamde veilige afstand in te bouwen. Dat is het kind met het badwater weggooien. Het is mijn ervaring, in het werken met en trainen van ervaringsprofessionals, dat je je als hulpverlener juist dit terrein eigen moet maken. Uit de taboesfeer moet halen door er naar te kijken. Het te verkennen en te onderzoeken. Professioneel, (zelf) bewust en zorgvuldig. Zodat je daarna in de therapeutische relatie helend kunt werken met de thema’s afstand en nabijheid, met hechting en onthechting. Juist vanuit de (tegen)overdracht. Het is namelijk het oh zo vruchtbare en te weinig adequaat en professioneel gebruikte gebied van de menselijke ontmoeting: de emotionele en fysieke aanraking.

Helaas zijn wij toch geneigd als hulpverlener, instelling of zorgmaatschappij dit interne dilemma vanwege het taboe en de kwetsbaarheid ervan, dan maar gewoon te vermijden. We zetten er een mooi protocol op, en weg is het gevaar. Echter weg is ook de kracht van de intieme ontmoeting. Én vergeet niet, het exploreren van dit gebied verplicht ons ook om goede inschattingen te maken waar grenzen liggen en waar we onze verantwoording dienen te nemen. We beschermen zogenaamd de cliënt maar in feite beschermen we meer onze eigen onzekerheid en kwetsbaarheid. Maar helaas is met vermijden en protocolleren het gevaar van de grensoverschrijding niet geweken.

Vaak is het ook niet eens de cliënt die last heeft van dit grensgebied, maar de hulpverlener die zich hier niet senang voelt. Vragen komen op als: “Wat moet ik doen wanneer ik geraakt wordt, wanneer ik mee-voel, wanneer ik mijn eigen tranen voel branden of iemand zou willen troosten, of iemand achter het behang zou willen plakken. Wat zijn de risico’s? Verlies ik mijzelf? Ga ik over mijn of de andermans grenzen heen? Hoe besef ik dat op tijd?”

Vermijding of verbod verhoogt de risico’s

Het gevaar van het enkel opleggen van een grens middels een protocol en de nabijheid proberen te controleren door een regel of vermijding, is dat je júist excessen forceert. Omdat hulpverleners niet geleerd wordt om te gaan met deze ‘aanraking’. Met wat dat doet met de hulpverlener als mens, met de grens tussen de eigen gevoelens en behoeften en die van de ander. En we niet leren af te stemmen op de signalen van de ander of onszelf. Zowel in de behoefte als de grens. We kijken er liever bewust niet naar, of niet bewust naar.

Maar denken we nou echt dat we hiermee onze eigen en andermans gevoelens kunnen beteugelen of zelfs in de kiem kunnen smoren? Nee! We kijken alleen de anderen kant op, spreken ze niet uit, geven ze geen bestaansrecht en daarmee komen we juist in de gevarenzon(d)e terecht. Dan is dit gebied niet alleen grijs maar wordt ineens ook schimmig en als we niet uitkijken een hellend vlak. Want dan gebeuren dingen in het donker. Gaan zaken ondergronds. Dan beïnvloeden ze ongemerkt onze therapeutische relatie en daarmee onze goedbedoelde interventies. En dat is nou juist verre van professioneel. Dus wat mij betreft leidt professionele afstand, distantie, vermijding of verbod juist tot een broeinest van onprofessioneel handelen.

Net als de streng gelovigen die vanuit verbod en taboe geen vleselijke behoeften mogen hebben. Ze onderdrukken deze puur menselijke neigingen, om er vervolgens in achterkamertjes geen begrenzing aan te kunnen geven. Dan vinden behoeften alsnog een natuurlijk beloop maar dan ongeleid, ongewild en beschadigend. En zo kan het ook gaan in de therapeutische relatie. Een ervaringsdeskundige die zijn eigen ervaring van zijn/haar werkgever niet mag blootgeven, die dan ineens uit de school klapt. Een symbiotische relatie die ontstaat in de volste overtuiging dat er professionele distantie in acht wordt gehouden. Een blinde vlek dus. Een verpleegkundige die aan bed volgens het protocol geen lichamelijk contact mag maken met de patiënt wanneer zij de dwanghandelingen verricht. Zij voelt zich uiteindelijk slecht over zichzelf. Geeft de patiënt het signaal “jij doet er niet toe”, en wie weet waar deze ingehouden emoties nog meer toe leiden. Geloof me, van het negeren van behoeften en emoties is nog nooit iemand beter geworden. Beter ze erkennen en vakmatig inzetten.

BeLeef de kracht van professioneel menszijn

Ik ben ervan overtuigd dat juist op het grensvlak waar mensen elkaar raken, of dat nou emotioneel of fysiek is, de helende kracht zit om te groeien, je te ontwikkelen en dus te kunnen herstellen. Pas als je je vertrouwd en veilig voelt, durf je immers je muur af te breken, je verdediging te laten zakken, je masker af te zetten en te laten zien wie je echt bent en waar je echt mee zit. Deze intieme therapeutische relatie zien wij binnen de klinische behandeling BeLeef als ons grootste goed en sterkste instrument. We zijn minder onder de indruk van allerlei methoden en technieken – alhoewel we die natuurlijk ook gewoon toepassen als vast onderdeel van de therapie – maar wanneer deze niet zijn ingebed in een betekenisvolle relatie, dan is het niet meer dan een kunstje waarvan het effect enkel oppervlakkig en kort werkend zal zijn.

Ik noem het Professionele nabijheid en dit staat bij BeLeef hoog in het vaandel’. Wat zoveel inhoudt dat we het grensgebied of de overlap tussen therapeut en cliënt niet vermijden maar juist opzoeken, onderzoeken en gebruiken. Dit doen we op een professionele manier. Met respect voor grenzen, afgestemd op de individuele behoefte van de cliënt. Soms is praten, er helemaal zijn met oprechte interesse, empathie en bescheidenheid genoeg om de cliënt te raken. Om de cliënt te zien als mens en haar zodanig bestaansrecht te geven. Niet als patiënt of ziekte of stoornis. Soms is het nodig of fijn om even een arm om iemand heen te slaan of een knuffel te geven, iemands tranen weg te vegen. Een klopje op de schouder of een aai over iemands bol. Soms is het heel zinvol om mee te huilen. Precies wat passend is, wat helpend is, op dat moment, bij die persoon. Waarbij je professioneel grens-respecterend blijft zowel naar jezelf als naar de ander. We kiezen dus daarom bewust voor de uitdaging en niet voor de vermijding.

Ik huil liever een stukje mee

Wat kunnen we leren van deze mooie kwetsbare ontmoetingen? Dit wederzijdse geraakt worden? Wat kán of moet ik hierin leren over mijzelf. Hoe stem ik af op de ander. Hoe ga ik om met dit mee-voelen, met herkenning, met eigen ervaringen. Wat laat ik van mijzelf zien en deel ik en wat beter (nog) niet. Kortom hoe geef ik adequaat en doelgericht vorm aan nabijheid en geraakt worden. Emotioneel én fysiek. Want daar zit de groeikracht voor beiden. Het is een win/win situatie. De hulpverlener kan groeien aan de cliënt en de cliënt kan groeien aan de therapeut. Niets mis mee. Als mens tot mens.

Laten we gewoon stoppen met bang zijn en nieuwsgierig worden…

Auteursrecht Carmen Netten (Reader: Training tot Ervaringsprofessional)